De baarmoeder is verketterd.
Juist om de reden dat ze niet te vangen is, ze is niet te controleren, niet te berekenen, niet te dwingen, ze heeft haar eigen ritme. Haar eigen ritme van vol leven, als de volle maan, en helemaal daar doorheen, als vanzelf weer naar de afbraak.
Ze kent de wonderbaarlijke oerknal die het geeft als het licht indaalt, als de ziel zich vast weet. Het leven van ver, als een kosmische vonk, die kiest voor een kort moment in de materie, hier, op aarde, als mens. Die haar weg vindt door de poort, de poort die de baarmoeder is en die zich bevindt in het lichaam van iedere mensenvrouw. Dus ook zij, de mensen rouw, de potentiële moeder is de poort.
Door haar heen kan het nieuwe leven op aarde komen.